Verzameldecreet IV: jaarlijkse actualisatie bandingfactoren

Op 28/10/2022 werd het Verzameldecreet definitief goedgekeurd. Ondanks tegenargumenten vanuit de sector werd een veralgemeende jaarlijkse actualisatie van de bandingfactoren vooropgesteld voor alle groenestroominstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2013. De precieze modaliteiten en aanvang moeten nog vastgelegd worden in het Energiebesluit, maar VEKA is reeds gestart met de voorbereiding voor de herrekening van de bandingfactoren van onder andere biogasinstallaties. Centraal bij deze herrekening – per onrendabele top (OT)-categorie en niet per installatie – zijn de ‘opbrengst aan elektriciteit en overige kosten en/of opbrengsten van ingaande en uitgaande energetische stromen’, lees: een actuele elektriciteits- en biomassa(-inputstromen)-prijs. De sector zet zich schrap.

De uitzondering die gold voor installaties ‘met brandstofkosten’ wordt via een grondige wijziging van het energiedecreetsartikel 7.1.4/1 teniet gedaan: naast PV (zonnepanelen) en windgebaseerde groenestroominstallaties, zullen nu ook installaties opgestart na 1/1/2013 mét brandstofkosten onderworpen worden aan een jaarlijkse geactualiseerde OT- en bandingfactor (BF). Deze actualisatie gebeurt op basis van ‘…de opbrengst aan elektriciteit en overige kosten en/of opbrengsten van ingaande en uitgaande energetische stromen van het project én (indien van toepassing) de berekende bandingfactor voor ofwel groenestroomcertificaten ofwel warmtekrachtcertificaten. De Vlaamse Regering kan bijkomende ingaande en uitgaande stromen vastleggen die beschouwd moeten worden in de berekening van de actualisatie van de onrendabele top’.

De bedrijven met startdatum in 2013 of later, zijn de installaties die voor de certificaattoekenning een OT en BF berekend kregen en waarvoor reeds aftoppingen van de BF (op 1, 0.8, 0.75, …) golden. Het is niet duidelijk hoe de toekomstige herrekening een impact zal hebben op het aantal toegekende certificaten jaar na jaar, maar het VEKA geeft alvast aan de herrekeningen te zullen doen per OT-categorie (niet case-specifiek). Daarbij zou uitgegaan worden van een standaardelektriciteitsprijs en de actuele prijzen van biomassa-inputstromen, dus zonder andere (sterk) toegekomen operationele kosten mee te nemen in de OT-calculaties. De eerste marktbevragingen zijn reeds verstuurd naar verschillende bio-energie-installaties. Vlaco is samen met andere stakeholders en federaties in overleg over welke responsen aangewezen zijn. De sector is er alvast unisono van overtuigd dat het OT-model zich niet leent tot een dynamische/jaarlijkse herrekening van steun – die als ‘vast’ beschouwd werd gedurende de projectduur – op basis van slechts een beperkt aantal parameters.

Voor alle duidelijkheid, in hetzelfde artikel 7.1.4/1 §4 blijft volgende zin ongewijzigd: ‘De onrendabele top voor de productie van groene stroom in een installatie met een startdatum voor 1 januari 2013, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, wordt niet geactualiseerd’. Of nog, installaties gestart vóór 1/1/2013 vallen géén herrekende bandingfactoren te beurt, ook niet in geval van certificaatverlenging wegens vollasturen (art. 7.1.1, §1, 3de lid) of niet-afgeschreven investeringen (art. 7.1.1, §1, 4de en 5de lid). Tot slot is er dan weer wél een uitzondering op voorgaande: voor lopende projecten voor de productie van groene stroom of voor warmtekrachtkoppeling, inclusief nu ook installaties gestart vóór 2013 en meer bepaald voor certificaatverlenging op basis van niet-afgeschreven investeringen (art. 7.1.1, §1, 4de en 5de lid), wordt de onrendabele top tijdens de betreffende afschrijvingsperiode, toch geactualiseerd op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.