Welke fracties houtafval van composteringen zijn inzetbaar als biomassa?

Fracties houtafval van compostering inzetbaar als biomassa

Het Vlarema 7 is definitief van kracht sinds begin 2019. Hierdoor is de regelgeving inzake het verbrandingsverbod van houtig en ander afval verder verfijnd. Het actieplan biomassareststromen van de OVAM (2015-2020) dat de voorwaarden verduidelijkt waaronder houtige reststromen van composteringen – al dan niet vrijgesteld van heffingen – naar biomassa-installaties kunnen, is geëvalueerd. Diverse interpretatieve aanpassingen zijn reeds in het voortgangsrapport bij het actieplan biomassareststromen opgenomen. Wat betekent dit voor de zeefoverloop en de houtige fractie groenafval afkomstig van de composteringen? 

Verbrandingsverbod?

Er geldt een algemeen verbrandingsverbod (Vlarema, art. 4.5.2) voor afvalstoffen die afzonderlijk voor recyclage zijn ingezameld alsook voor afvalstoffen die met beschikbare technieken in aanmerking komen voor hergebruik of recyclage. Verbranding van groenafval is dus verboden. Een uitzondering voor diverse types plantaardig afval en houtafval maakt het nieuwe materialenbesluit (Vlarema 7), ongeacht hun calorische inhoud, niet meer. Uitzonderingen zijn wél nog geformuleerd voor o.a. biomassa-afvalstromen die overeenkomstig het uitvoeringsplan of preventieprogramma (…) in aanmerking komen voor gebruik als brandstof of energieopwekking en recyclageresidu’s waarvoor cf. art 46,§1 (materialendecreet) een verlaagde heffing geldt voor het (mee)verbranden.

Strategie actieplan

In het actieplan biomassareststromen is in de strategie vermeld:

‘Op het niveau van de groen-/gft-compostering wordt op basis van een optimale verwerking bepaald welke de nood aan structuurmateriaal is. Indien op het niveau van de groen-/gft-compostering een overschot aan structuurmateriaal voorkomt, kan dit worden afgevoerd met het oog op hernieuwbare energieproductie. Structuurmateriaal wordt in het actieplan omschreven als ‘Houtig materiaal dat voorafgaand aan de compostering wordt afgescheiden, of zeefoverloop die tijdens of na het composteringsproces wordt afgescheiden, afkomstig van een vergunde groencompostering met kwaliteitsopvolging, die beschikt over een keuringsattest voor de compost’.
Een overschot aan structuurmateriaal kan dus door de compostering worden afgevoerd voor hernieuwbare energieproductie, op voorwaarde dat de compostering compost blijft maken.

Zeefoverloop en houtige fractie groenafval: verbrandingsverbod of niet?

OVAM beschouwt zeefoverloop als een afvalstroom die niet onder het verbrandingsverbod valt wegens reeds gerecycleerd en die dus afgevoerd mag worden naar biomassa-installaties – al dan niet vrijgesteld van heffingen. Houtige fractie van groenafval valt wél onder het verbrandingsverbod.

In het voortgangsrapport (11/2018) bij het actieplan biomassareststromen verduidelijkte OVAM dat niet alleen structuurmateriaal afkomstig van groen- of gft-composteringen energetisch gevaloriseerd mag worden d.m.v. verbranding, maar dát in ruimere zin ook andere types vergunde composteringsinstallaties hun zeefoverloop en/of houtige fracties groenafval kunnen afvoeren naar verbranding. Voorwaarde is steeds dat deze installaties beschikken over een keuringsattest voor de geproduceerde compost en een overschot hebben aan structuurmateriaal. 

Uit OVAM’s voortgangsrapport (p77/122):
“In de praktijk wordt houtig materiaal ook ontvangen door producenten van gft- of oba-compost (op basis van groenafval met beperkt aandeel organisch-biologisch bedrijfsafval). Indien deze installaties (die over een keuringsattest voor de geproduceerde compost beschikken) een overschot aan houtig materiaal of zeefoverloop hebben, kunnen deze dit ook afvoeren naar energetische valorisatie. Voor het houtige materiaal moet de uitvoerder/verwerker over een afwijking op het verbrandingsverbod beschikken.”

Aanvraag tot afwijking verbrandingsverbod nodig?

Voor zeefoverloop moet er geen afwijking op het verbrandingsverbod worden aangevraagd. Opdat de zeefoverloop echter volledig van milieuheffing vrijgesteld zou zijn, hanteert OVAM in het actieplan biomassa-reststromen verder de volgende voorwaarden:

  • zeefrest van het geheel of gedeeltelijk doorlopen van (groen-/gft-/oba-)afval door het composteringsproces
  • vergunde composteringsinstallatie onderworpen aan kwaliteitsopvolging
  • beschikkend over een keuringsattest voor compost 
  • zeefoverloop >20mm
  • 6-maandelijkse (zomer en winter) controle door een Vlarel-erkende (cfr infra) staalnemer en labo:  < 3 gewichts% niet-houtachtige niet-inerte bestanddelen is toegelaten in zeefoverloop

Dergelijke van heffing vrijgestelde zeefoverloop wordt benoemd als ‘niet verontreinigd behandeld houtafval’. 

Voor houtige fractie groenafval geldt in het nieuwe Vlarema 7 nog steeds het verbrandingsverbod, maar is er wel de mogelijkheid tot aanvraag van afwijking (Vlarema, art 4.5.3) hiervan. Een schriftelijke aanvraag tot afwijking kan aan OVAM worden gericht waarop deze de minister adviseert in functie van een gemotiveerde beslissing. Enkel een compostering die over een geldig keuringsattest voor compost beschikt en hiermee bewijst dat er op de site een overschot aan structuurmateriaal beschikbaar is, zal een gunstig advies krijgen. De minister kan vervolgens op basis van het advies van OVAM een afwijking toekennen voor maximum 5 jaar – in plaats van max. 2 jaar in Vlarema 6. 

  • Indien verbranding in Vlaanderen gebeurt, moet afwijking worden aangevraagd door de verbrandingsinstallatie
  • Indien verbranding buiten Vlaanderen gebeurt, moet afwijking worden aangevraagd door exporteur (hetzij de producent hetzij een geregistreerd inzamelaar, afvalhandelaar of –makelaar) 
  • Een bedrijf dat groenafval enkel mechanisch voorbehandelt, kan geen afwijking verkrijgen
  • Afwijking wordt gevraagd en toegekend voor welbepaalde hoeveelheid en welbepaalde periode en (in geval van aanvraag door een biomassa-centrale) aan te leveren door nominatief genoemde bedrijven

Indien een afwijking op het verbrandingsverbod werd toegekend is geen heffing meer verschuldigd.